Thim, die even in slaap was gevallen, zag het het plots heel druk was geworden op het strand. Hij vroeg zich af waar Neomy gebleven was, en zag haar ergens verderop met een gozer praten. Een frons verscheen op zijn gezicht. Iedereen had hem zowaar in de steek gelaten en hij zat helemaal alleen bij het meer. Bah.
Nouja... helemaal alleen...
Lars zweefde naast hem. Hij was zich dood aan het vervelen, want hij was in zichzelf aan het praten. 'Nee Lars, ja Lars, nu even niet Lars, morgen weer Lars...' mompelde het diertje met een nadenkend gezichtje -voor zover je dat bij een eekhoorn kon zien-. Thim slaakte een verveelde zucht. Duwde Lars met zijn kop in het zand en ging op zijn buik liggen. Hij keek de mensen bij het meer stuk voor stuk aan, alsof hij hoopte dat ze hem uit zichzelf zouden komen begroeten.